Path 0 jaar 13 jaar
Nieuws

Minister Slob stelt invoering 960-urennorm VVE uit.

Kamerbrieven12 juli 2019

Benut de extra tijd optimaal voor een toekomstbestendig onderwijsachterstandenbeleid.

 

Op 21 mei jl. heeft minister Slob in een brief de Voorzitter van de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van zijn besluit de invoering van de urenuitbreiding voorschoolse educatie uit te stellen tot 1 augustus 2020. Dat geeft gemeenten en aanbieders van voorschoolse educatie 7 maanden extra tijd om de invoering van 960 uur VVE voor te bereiden. Hoe benut je die tijd optimaal? Een gesprek met Janine Boekelder van Innovatie nul13 over een toekomstbestendig onderwijsachterstandenbeleid.

 

Uitstel voorschoolse educatie: de aanleiding en de oplossing.

Uit een rondvraag bij gemeenten en aanbieders van voorschoolse educatie is gebleken dat de invoering van de 960-urennorm per 1 januari 2020 voor betrokken partijen te vroeg is. In de brief aan de Tweede Kamer licht Minister Slob zijn keuze, de invoering 7 maanden uit te stellen, toe. In de eerste plaats stelt hij vast dat gemeenten enerzijds meer tijd nodig hebben om de urenuitbreiding op te nemen in hun subsidieverordeningen voor aanbieders van voorschoolse educatie. Anderzijds vraagt de instemming van de Gemeenteraad extra tijd. Daarnaast komt 1 januari 2020 voor veel aanbieders van voorschoolse educatie te vroeg om de aanpassingen in het pedagogisch beleidsplan en het uurtarief door te voeren en bespreekbaar te maken bij de OR en oudercommissies. Wat ook speelt, is het feit dat het voor aanbieders van voorschoolse educatie een enorme uitdaging is om alle wijzigingen in het personeelsbeleid door te voeren, laat staan om de vacatures in te vullen. ‘Uitstel is daarmee voor de minister de enige oplossing om een voor alle partijen werkbare invoering van de 960-urennorm mogelijk te maken’, aldus Janine Boekelder. ‘Dit biedt tegelijk ook kansen. Zeker als gemeenten en VVE-aanbieders niet afwachten en nu al krachten bundelen.’

Samen aan de slag? Samen in gesprek!

De nieuwe 16 uur VVE voor doelgroeppeuters is niet de enige verandering waar gemeenten mee te maken hebben. Janine: ‘Ook de nieuwe herverdeling van de GOAB-middelen is inmiddels een feit. Als gemeente zul je daarom echt opnieuw naar je onderwijsachterstandenbeleid (OAB) moeten kijken. Wat gaan we doen? En wat willen we ermee bereiken? Vragen zoals deze zullen eerst beantwoord moeten worden. Samen in gesprek gaan is dan van cruciaal belang’, aldus Janine.

Begin meteen met het verkennen van mogelijkheden.

De ontwikkelingen rondom het OAB vergroten het besef dat gemeenten er hun voordeel mee doen om juist nu nieuwe mogelijkheden te verkennen. Janine komt het dagelijks tegen: ‘Als je kijkt naar de doelstellingen van het onderwijsachterstandenbeleid, dan zie je nu de situatie ontstaan dat steeds meer gemeenten ontdekken hoe breed het OAB-vraagstuk werkelijk is. Het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het voorkomen van (taal)achterstanden zijn op zichzelf al drie omvangrijke vraagstukken. En de combinatie vergroot de uitdaging en benadrukt de geschetste breedte van het vraagstuk, waar bovendien veel partijen bij betrokken zijn.’ Steeds meer gemeenten beseffen dan ook, dat je er slim aan doet om middelen ook preventief in te zetten. ‘Als je bijvoorbeeld vanuit jeugdzorg kijkt naar preventie en vroegsignalering, dan is dit de houding: Als we nu actief middelen inzetten, besparen we die uiteindelijk in de jeugdzorg.’ Dat bevestigt voor Janine ook dat gemeenten dus mogelijkheden zien om met alle partners alle mogelijkheden te verkennen. Niet alleen qua inzet van financiële middelen, maar vooral ook vanuit inhoudelijk oogpunt.

Met Innovatie nul13 goed ‘en route’.

Met een aantal gemeenten, zoals gemeente Westervoort en Capelle aan de IJssel, heeft Innovatie nul13 een route ontwikkeld, waarin alle betrokken partijen met elkaar aan de slag gaan om de ambities van het OAB vast te stellen. Daarbij denkt ook het sociale wijkteam mee, evenals de bibliotheek, het onderwijs, de kinderopvang, het speciaal en voortgezet onderwijs, en jeugdzorg. ‘Alle partijen dus, inclusief de verschillende beleidsambtenaren van de gemeente in het Sociaal Domein, die in de breedte met het OAB te maken hebben, zet je bij elkaar’, aldus Janine. ‘Om de dialoog te faciliteren hebben we samen met de beleidsmedewerkers een werkconferentie georganiseerd. Daarin hebben we gekeken naar vragen als: Wat past nou in dat onderwijsachterstandenbeleid? Wat is nu in deze gemeente nodig? Wat is er al en wat werkt? Welke ideeën zijn er om de doelstellingen te halen? Dat hele traject begeleiden en organiseren we. Daarbij halen we input op en komen we met good practices, zodat er straks een gedragen onderwijsachterstandenbeleid komt, waarin alle partijen zich herkennen. We schrijven vervolgens beleidsstukken waar college en raad en LEA (lokale educatieve agenda) ook wat van kunnen vinden.’ Een complete aanpak dus, waarmee gemeenten goed ‘en route’ komen. Zeker ook, omdat ook gedacht is aan een financiële vertaling, inclusief het voor- en vroegschoolse educatie vraagstuk. ‘Ook hier moet je als gemeente iets van vinden én je moet het kunnen kwantificeren’, zo stelt Janine vast.

Resultaatafspraken met het onderwijs.

Een vaak ingewikkelde factor binnen het OAB is het maken van resultaatafspraken. Niet alleen tussen gemeenten en aanbieders van voorschoolse educatie, maar vooral ook met het onderwijs. Dit is overigens een wettelijke verplichting vanuit de Wet op het primair onderwijs. Zo staan in het Kwaliteitskader de afspraken met betrekking tot het voorschoolse gedeelte. Janine merkt op: ‘Maar je moet ze ook maken met het vroegschoolse gedeelte, het primair onderwijs dus. Ook al heb je als gemeente geen regie over onderwijs, je hebt wel de opdracht van het Rijk om vroegschoolse educatie in jouw gemeente te organiseren. En daar heb je het primair onderwijs voor nodig.’ Voor de vroegschoolse educatie ontvangen schoolbesturen vanuit het Rijk OAB-middelen. Deze worden toegevoegd aan de lumpsum. Maar ook gemeenten kunnen onderdelen van de vroegschoolse educatie financieren. Maar wat mag je nu met elkaar afspreken en hoe ga je vervolgens verantwoorden, dat wat je doet ook het gewenste effect heeft? Janine deelt haar ervaring: ‘Als gemeente wil je graag resultaatafspraken maken en monitoren of de ingezette middelen ook het gewenste effect hebben. Innovatie nul13 begeleidt dit, leidt gesprekken hierover en verbindt partijen zodat er goede afspraken worden gemaakt. ‘Het is mijn rol om inzicht te geven in wat we met elkaar moeten doen. Dan benadruk ik, dat er een opdracht van het Rijk is en dat ook onderwijs daar onderdeel van is. Bij Innovatie nul13 hebben we daar veel ervaring in. En weten we hoe je gemeente en onderwijs kunt verbinden.’

Ontwikkelingen benutten, zeker nu de Minister uitstel heeft verleend.

Nu de uitbreiding van VVE-uren 7 maanden naar achteren wordt verschoven, ontstaat er voor alle betrokken partijen ruimte om nog beter met elkaar voorbereid te zijn op de overgang naar de nieuwe urennorm. Janine voegt hieraan toe: ‘Wat we nu zien is dat duidelijk is welke middelen waar beschikbaar zijn, dus ook welke middelen onderwijsbesturen krijgen en hoe die toegerekend worden naar de scholen. Voor het onderwijsachterstandenbeleid is geld beschikbaar uit verschillende potjes: OAB-middelen, Asscher-gelden, gemeentelijke gelden en de middelen die de onderwijsbesturen krijgen. Wanneer dat helder is, kun je dus echt het gesprek met elkaar gaan voeren om te komen tot een onderwijsachterstandenbeleid dat zowel gedragen wordt als toekomstbestendig is.’ Janine: ‘Onze rol is er hoe dan ook op gericht om de dialoog samen beter aan te gaan en alle partijen, waaronder onderwijs, jeugdzorg en gemeenten met elkaar te verbinden.’

Weten welke kansen wij als friskijkers zien?

Minister Slob stelt invoering 960-urennorm VVE uit.